Pathologie is de wetenschap die het ontstaan en het verloop van ziektes bestudeert. Vaak wordt pathologie geassocieerd met het onderzoeken van overledenen. Voor het pathologisch laboratorium is dit slechts 0,25% van alle werkzaamheden. Het merendeel van de onderzoeken bestaat uit cel- en weefselonderzoek van weggenomen cellen (bijvoorbeeld baarmoederhals uitstrijkje) of weefsels (bijvoorbeeld moedervlekje).

Pathologisch onderzoek helpt de behandelend arts met het stellen van een precieze diagnose. Weefselonderzoek (histologie) wordt gedaan op weggenomen weefsel. Hier worden dunne coupes (plakjes) van gesneden, die door de patholoog met verfijnde onderzoekstechnieken microscopisch worden bekeken. Aan de hand daarvan kan de patholoog onder andere bepalen welk ziekteproces in het betreffende orgaan gaande is.

Celonderzoek (cytologie) wordt gedaan op uitstrijkjes of cellen verkregen uit puncties (bijvoorbeeld knievocht). Het materiaal wordt op glaasjes uitgestreken, gekleurd en microscopisch bekeken.  

Lees meer over laboratoriumonderzoek.